Het verjaagde water
Den Doolaard tegen 'de blatende bende der kankeraars’
Iemand die zich krachtig tegen de roddel verzette, was de medewerker van Radio Oranje, A. den Doolaard. Zijn werk moet een welkome steun in de rug van de regering zijn geweest. Den Doolaard hield gloedvolle betogen voor de radio, waarin de bewoners een hart onder de riem werd gestoken. Hij ergerde zich echter mateloos aan de kwaadsprekers die verantwoordelijk waren voor de stroom van kwaadaardige geruchten op het eiland. “De blatende bende der kankeraars”, noemde hij ze. Den Doolaard werd zelf zo gegrepen door de gebeurtenissen op Walcheren dat hij besloot zijn diensttijd uit te dienen op Walcheren. De naam A. den Doolaard was een pseudoniem voor Cornelis (Bob) Spoelstra. Bob werkte eerst voor een illegale verzetszender voordat hij vaste medewerker en verslaggever bij Radio Oranje werd. De auteur had grootse plannen voor een roman over Walcheren – deze zou verschijnen onder de titel 'Het verjaagde water’. Een maand na de bevrijding van Nederland werd het boek alvast aangekondigd in een nieuwsbericht in de krant ‘De Waarheid’, van 26 juni 1945, en een paar dagen later ontving de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat in Middelburg, P.Ph. Jansen, een brief van Den Doolaard. Hierin verzocht de schrijver om diens hulp bij het maken van het boek. Den Doolaard schreef dat hij het plan voor het boek al in de winter van 1945 bij zijn eerste bezoek kreeg. “De aanblik daarna, van Walcheren vanuit de lucht, heeft mij nog in dit voornemen versterkt. Ik heb er de radio voor vaarwel gezegd, en ook enige andere aanbiedingen op journalistiek gebied afgewezen.” Hij liet weten dat hij over een dag of tien op Walcheren zou aankomen om er te worden gedetacheerd in dienst van het leger. “Ik blijf echter voorlopig in dienst van de regerings-voorlichtingsdienst, en zolang deze nog bestaan blijft, van de Sectie Voorlichting M.G.” Hoofdingenieur Jansen antwoordde “vanzelfsprekend alle steun” te willen geven. “Het verheugt mij zeer dat Ge spoedig naar Walcheren komt om in een boek vast te leggen wat leeft in de harten van de Walcherse bevolking.” Den Doolaard zou als verbindingsofficier van het Militair Gezag (Sectie XI; voorlichting) worden gedetacheerd bij de Dienst Droogmaking Walcheren (DDW). Bron: Zeeuws archief ![]() |
Foto: A. de Doolaard (links) (klik voor vergroting) Het zou een vol jaar duren, eer de mensch zijn verbitterd gevecht tegen het water gewonnen had. In de loop van November werd de Hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, Ph. Jansen, werkzaam bij de z.g. ,,Directie Benedenrivieren", door de geallieerden en de Sectie Publieke Werken van het Militair Gezag naar Walcheren afgevaardigd om de toestand in oogenschouw te nemen. Op 25 November 1944 vatte hij zijn be-vindingen samen in een kort en droog stukje, dat de teekenende titel draagt: ,,Nota inzake de urgentie van het herstellen der waterkeering van het eiland Walcheren". Hiermee was de kwestie: droogmaken of niet droogmaken, in beginsel beslist. Natuurlijk moest Walcheren droog! Maar hoe en wanneer? De nota zei duidelijk: ,.De toestand is hoogst ernstig. De droogmaking vqn het eiland zal met den dag moeilijker worden. Het behoud van Walcheren hangt af van snel handelen". Doch ook in Nederlandsche kring ontbrak het niet aan pessimisten, die hoofdschuddend de woedende watermassa's bekeken. |
Er was een tekort aan menskracht en materialen en er moest heel sterk worden geïmproviseerd. Mijnen vormden aanvankelijk een groot probleem. Pas met de bevrijding van Noord-Nederland in mei 1945 kon al het materiaal van de Maatschappij tot Uitvoering van Zuiderzeewerken vanaf het IJsselmeer worden vervoerd naar Zeeland. Bij het beëindigen van de oorlog kwam ook veel oorlogsmateriaal van de geallieerden beschikbaar zoals vrachtwagens en bulldozers. Men probeerde op de traditionele manieren de gaten in de dijken te sluiten; met zinkstukken en stortsteen, met kades van klei waar tussen zand werd geperst. Het verval was te groot, en er stonden zware stromen in de geulen. Mede onder invloed van Engelse liaison-officieren werden onorthodoxe methoden gebruikt. Reeds bij discussies over de aanleg van de Afsluitdijk was er hevig gediscussieerd over het gebruik van beton voor de aanleg van deze dijk. Uiteindelijk koos men voor de traditionele manier.
De totale breedte van de bressen was bijna drie kilometer toen in juli 1945 de operatie om de gaten te sluiten goed op gang kwam. De Nolledijk bij Vlissingen werd op 3 september gesloten, om drie weken later door slecht weer opnieuw door te breken. Op 2 oktober werd het gat weer gesloten. Op 12 oktober was ook de dijk bij Westkapelle gedicht, korte tijd later -op 23 oktober- gevolgd door het gat bij Veere. Het westelijke deel van Walcheren, 14.000 hectare groot, was hiermee afgesloten. Tussen Veere en Middelburg werd in de dijk van het Kanaal door Walcheren een gat gemaakt waarna de droogmaking zonder pompen plaats kon vinden door bij eb de sluizen in Vlissingen en Veere open te zetten. Half december was het grootste deel drooggevallen, waarna gemalen het resterende water naar buiten pompten.
Er zijn in heel Nederland maar een paar duizend rijswerkers.
De beste wonen aan de Merwede, in Sliedrecht en Werkendam en de Werkendammers denken weer van zichzelf, dat ze de beste van de beste zijn. Maar samen vormen ze een volksstam apart. 's Winters leven ze in keten in de grienden van de Biesbos, om het ontbladerde rijshout te kappen; daarom worden ze soms minachtend grienduilen genoemd. 's Zomers trekken ze voor de afwisseling uit de wildernis naar de eenzaamheid. Dan wonen ze weer in keten, of in woonarken, op verlaten plekken aan de kust en de rivieren, daar, waar dijken moeten worden hersteld of oevers verdedigd, nieuwe dijken gelegd of strandhoofden gebouwd. Op die manier zijn ze altijd alleen met wind en water, met wolken en regen, met de zon en de modder; alleen met de getijdestromen, die het rythme van hun leven beheersen. Ze leven altijd onder elkaar, ver van de moderne wereld met haar wanhopige ingewikkeldheden.
Ze gaan dagelijks om met de dingen, die bovenaan stonden op het lijstje, toen God met zijn scheppingen begon. Het water, waar ze tegen vechten; de aarde die zij moeten verdedigen; de dampkring, die hen het halve jaar doornat maakt; het vuur, waar zij hun dampende kleren bij drogen; de zon, die hun nekken verbrandt. Alle bedrijven zijn in de moderne tijd gemechaniseerd maar de rijswerkers doen nog altijd alles met hun grote handen, die het hele jaar door slechts omgang hebben met rijshout en wilgeteen, trossen en lijnen, ankers en roeispanen, zinkstukken en stortsteen. Daardoor zijn hun handen uitgegroeid tot brede werktuigen, die met een zwaar gewicht aan hun armen hangen; en hun schouders zljn spierbulten geworden van het sjorren aan de trossen en het tillen van de steen. Meestal steken hun benen in hoge waterlaarzen daarom loopt een rijswerker wijdbeens, met hangende handen, de rug een beetje gebogen, alsof het zware gewicht van zijn schouders hem vooroverdrukt.
De rijswerkers zijn onder de mensen, wat de St. Bernhardshonden onder de viervoeters zijn: goedige reuzen; en onder de honderden arbeiders, die naar Walcheren kwamen, was het niet moeilijk de rijswerkers uit te pikken.
Bron: Het verjaagde water
Hieronder vindt u buttons waarmee u meer informatie over de verschillende aspecten van de dichting van de vier dijkgaten en de drooglegging van Walcheren kunt oproepen.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |